Eigen stem
Dialogen: ze geven je personages een eigen stem en vormen een prettige afwisseling voor de lezer. Toch gaat er vaak van alles mee mis. Een personage dat op de ene bladzijde plechtstatig praat en het woord ‘mitsgaders’ in de mond neemt, kan een paar pagina’s later niet een platamsterdamse vloek eruit gooien. Ook is het voor veel auteurs zoeken naar de juiste verhouding tussen haast a-grammaticale spreektaal (‘ik zat zeg maar te denken over op vakantie gaan naar Ibiza’) en meer gangbare vormen van literair taalgebruik (‘ik speelde laatst met de gedachte om naar Ibiza op vakantie gaan’).
Arie Storm schrijft over dialogen:
Een dialoog hangt in een roman nooit ‘los’ in een tekst. Je schrijft niet eerst een stuk beschrijving, en dan de dialoog, en dan weer een stuk beschrijving enzovoorts. Nee, het neerzetten van het decor, de visie van een personage op de wereld en het praten van personages met elkaar vormen één geheel.
Uit: Arie Storm, Het schrijven van een roman (Querido 2014)
Basisregels voor dialogen
Een paar basisregels voor dialogen:
- Een dialoog begint altijd op een nieuwe regel. (‘Kom! Dit is de club waar we moeten zijn,’ riep Johan. [Enter] ‘Pas op die tram, sufkop,’ bitste ik hem toe.)
- Het uitgesprokene staat tussen enkele aanhalingstekens. (‘Wat een ontzettend goed idee,’ zei ik.)
- Als een personage tijdens het spreken iemand citeert, staat dat tussen dubbele aanhalingstekens. (‘Geloof me! Joost riep “ik vermoord je” toen ik hem voor het laatst zag.’)
- Zorg dat je personage door het hele verhaal heen consequent is in zijn of haar taalgebruik.
- Probeer het letterlijk opschrijven van spreektaal (‘Maar…eh…wat zullen we nu dan doen?’ vroeg ik.) zoveel mogelijk te vermijden. In een roman is alles nét even mooier dan in het echt, ook de taal van je personages.
Heb je nog meer tips of trucs voor dialogen? Laat hieronder je reactie achter!