Leve de koning!

Koningsdag én het zesde seizoen Game of Thrones in één week… onvermijdelijk dat ook de schrijftip van deze week een koninklijk tintje heeft. Van oudsher spelen koningen en, in mindere mate, koninginnen een prominente rol in de literatuur. Paris, de zoon van koning Priamus, ontketende de Trojaanse oorlog, koning Midas veranderde alles wat hij aanraakte in goud, koning Arthur redde Engeland, Hamlet wilde zijn vader wreken – de koning van Denemarken –, en ga zo maar door. Royals vormen voor de schrijver een dankbaar onderwerp.

De elementen uit de klassieke koningsverhalen kun je makkelijk gebruiken voor je eigen verhaal. Wraak, liefde of eerzucht – de zaken die koningen doorgaans bezighouden –vormen universele en overtuigende motieven van waaruit je hoofdpersoon kan handelen. Misschien wil je ze niet zo dramatisch tentoonspreiden als bijvoorbeeld Hamlet – “Whether ’tis nobler in the mind to suffer / The slings and arrows of outrageous fortune, / Or to take arms against a sea of troubles, / And by opposing, end them.” – maar de kans is groot dat een van deze motieven een rol speelt in je roman.

Koninklijke vragen

Ook al gaat je roman over iets volkomen alledaags (of je bent een overtuigd republikein), toch kan het geen kwaad je personages een paar ‘koninklijke’ vragen te stellen:

  • Wie heeft de macht? Wie wil de macht?
  • Wie zijn de gekrenkte familieleden? Of de boze burgers?
  • Strijden je hoofdpersonen om dezelfde geliefde?
  • Handelt je hoofdpersoon op basis van een gebeurtenis uit het verleden? Valt er iets recht te zetten?

In romans mag, kan en moet je alles uitvergroten. Deel daarom als gedachte-experiment je personages eens in volgens de lijnen van het koninklijk huis. (En is Koningsdag niet de meest toepasselijke dag om zoiets te doen?)