Overtuig de lezer
Iedere lezer (en redacteur) zal zich voortdurend bij je tekst afvragen: waarom moet ik dit lezen? Het belang van een bepaalde scène kan voor jou als schrijver overduidelijk zijn, maar hoe breng je dat over op de lezer? We geven vijf tips:
- Versnel en vertraag de vertelde tijd – dat is de tijd die je in je verhaal beschrijft. Na een afgebakende scène, bijvoorbeeld in een restaurant, kun je de vertelde tijd weer versnellen: ‘In de dagen erna…’ Tempowisselingen houden je tekst voor een lezer aantrekkelijk.
- Durf scènes gedetailleerd te beschrijven, maar vermijd cliché’s. Schrijf dus niet: ‘Haar ogen waren azuurblauw, de kleur die de Middellandse Zee heeft op een warme julidag.’ Maar wel: ‘Hij bestudeerde haar gezicht. De poriën op haar wangen, op haar neus en op het stukje huid boven haar lippen stonden helemaal open, waardoor het leek alsof er allemaal kleine gaatjes in haar huid waren geprikt.’*
- Breng gelaagdheid aan in je verhaal. Als het goed is heeft je hoofdpersoon één hoofddoel (bijvoorbeeld het oplossen van een moord), maar noteer voor jezelf wat er nog meer meespeelt. Probeert je hoofdpersonage een verbroken relatie uit het verleden te herstellen? Of heeft hij of zij misschien een onvervulde kinderwens?
- Gebruik dialogen in principe nooit om informatie op je lezers over te brengen. Laat je hoofdpersoon dus niet opzichtig vragen ‘hoe is dat eigenlijk gekomen?’, om vervolgens een lange flashback te geven. Dialogen zijn er om je personages kleur en, letterlijk, een stem te geven.
- Misschien wel het allerbekendste maar ook allerbelangrijkste: show, don’t tell. De beste manier om het te leren: lees veel en leer van andere schrijvers.
*Merijn de Boer, ‘t Jagthuys